6 De vrouw vluchtte de woestijn in, waar God een schuilplaats voor haar had. Daar zou zij twaalfhonderdzestig dagen lang verzorgd worden.
7 Toen brak in de hemel oorlog uit. Michaël en zijn engelen vochten tegen de draak. De draak en zijn engelen vochten terug,
8 maar werden verslagen en uit de hemel weggejaagd.
9 De grote draak, de oude slang, ook wel duivel of Satan genoemd, die alle mensen ter wereld verleidt, werd met zijn engelen op de aarde gegooid.
10 Ik hoorde een luide stem in de hemel zeggen: ‘Eindelijk is het zover. God heeft de bevrijding gebracht. Hij heeft zijn macht gebruikt om zijn Koninkrijk te vestigen. Hier heeft zijn Christus nu het gezag. De aanklager die onze broeders en zusters dag en nacht voor God beschuldigd heeft, is uit de hemel gegooid.
11 Zij hebben hem overwonnen, doordat het Lam zijn bloed voor hen gegeven heeft en doordat zij daar van hebben getuigd. Zij waren bereid hun leven ervoor te geven.
12 Daarom moet de hemel en ieder die er woont, blij zijn. Maar och, wat ziet het er vreselijk uit voor de aarde en de zee. De duivel is naar beneden gekomen, buiten zichzelf van woede. Hij weet dat hij niet veel tijd meer heeft.’