10 Zij riepen luid: ‘Onze redding komt van onze God, die op de troon zit en van het Lam!’
11 Alle engelen stonden om de troon, de ouderlingen en de vier levende wezens. Zij lieten zich voor de troon op de knieën vallen, met hun hoofd voorover en aanbaden God.
12 ‘Amen,’ zeiden zij. ‘Alle lof, heerlijkheid, wijsheid en dank, alle eer, macht en kracht is voor onze God, voor altijd en eeuwig. Amen.’
13 Een van de ouderlingen vroeg mij: ‘Wie zijn die mensen in witte kleren? En waar komen zij vandaan?’
14 Ik antwoordde: ‘Ik weet het niet, maar ú wel. Wilt u het mij zeggen?’ En hij zei tegen mij: ‘Dat zijn de mensen die de grote verdrukking hebben doorstaan. Zij hebben hun kleren wit gewassen in het bloed van het Lam.
15 Daarom staan zij voor de troon van God en dienen zij Hem dag en nacht in zijn tempel. Hij die op de troon zit, zal bij hen wonen.
16 Zij zullen geen honger of dorst meer hebben en ook niet meer door de brandende zon en de verzengende hitte gehinderd worden,