12 ‘Amen,’ zeiden zij. ‘Alle lof, heerlijkheid, wijsheid en dank, alle eer, macht en kracht is voor onze God, voor altijd en eeuwig. Amen.’
13 Een van de ouderlingen vroeg mij: ‘Wie zijn die mensen in witte kleren? En waar komen zij vandaan?’
14 Ik antwoordde: ‘Ik weet het niet, maar ú wel. Wilt u het mij zeggen?’ En hij zei tegen mij: ‘Dat zijn de mensen die de grote verdrukking hebben doorstaan. Zij hebben hun kleren wit gewassen in het bloed van het Lam.
15 Daarom staan zij voor de troon van God en dienen zij Hem dag en nacht in zijn tempel. Hij die op de troon zit, zal bij hen wonen.
16 Zij zullen geen honger of dorst meer hebben en ook niet meer door de brandende zon en de verzengende hitte gehinderd worden,
17 want het Lam, dat voor de troon staat, zal hun herder zijn en hen naar de waterbronnen van het leven brengen. En God zal alle tranen van hun ogen afwissen.’