1 Koningen 20:31-37 HTB

31 ‘Koning,’ zeiden zijn officieren tegen hem, ‘wij hebben gehoord dat de koningen van Israël erg genadig zijn. Laten wij rouwkleding aantrekken en touwen om ons hoofd doen en naar koning Achab gaan om te vragen of hij u in leven wil laten.’

32 Zo gingen zij naar de koning van Israël en smeekten: ‘Uw dienaar Benhadad vraagt nederig of u hem in leven wilt laten.’ ‘Leeft hij nog?’ vroeg de koning van Israël. ‘Hij is mijn broeder.’

33 De mannen beschouwden dit als een goed teken en zeiden haastig: ‘Precies, uw broeder Benhadad is nog in leven.’ ‘Ga hem halen,’ beval de koning van Israël hen. Toen Benhadad aankwam, nodigde Achab hem uit bij zich in de wagen te komen zitten!

34 Benhadad zei tegen hem: ‘Ik zal de steden die mijn vader van uw vader afnam, teruggeven en u mag vrij handeldrijven in de straten van Damascus, net zoals mijn vader dat in Samaria deed.’ Koning Achab antwoordde: ‘Met deze overeenkomst ga ik akkoord.’ Nadat de overeenkomst op papier was gezet, liet Achab de Syrische koning naar huis gaan.

35 Ondertussen droeg de Here een van de profeten op tegen een andere man te zeggen: ‘Sla mij met uw zwaard.’ Maar de man weigerde.

36 Toen zei de profeet tegen hem: ‘Omdat u de stem van de Here niet hebt gehoorzaamd, zal een leeuw u doden zodra u hier bij mij weggaat.’ En toen de man was weggegaan, sprong even later inderdaad een leeuw tevoorschijn die hem doodde.

37 De profeet wendde zich tot een andere man en zei: ‘Verwond mij met uw zwaard.’ Die man deed het wel en verwondde de profeet.