24 Uit Juda kwamen achtenzestighonderd mannen, gewapend met schilden en speren.
25 Van de stam van Simeon kwamen eenenzeventighonderd ervaren strijders.
26 Van de Levieten zesenveertighonderd.
27 Van de priesters—de nakomelingen van Aäron—kwamen zevenendertighonderd manschappen, onder leiding van Jehojada.
28 Ook Zadok kwam, een jongeman met veel moed, samen met tweeëntwintig familieleden, allemaal officieren.
29 Van Sauls eigen stam Benjamin kwamen drieduizend mannen. Het grootste gedeelte van die stam was tot dan toe trouw gebleven aan Saul.
30 Van de stam van Efraïm meldden zich twintigduizend achthonderd uitstekende manschappen. Ieder van hen genoot een voortreffelijke reputatie in zijn eigen familie.