1 Na enige tijd in zijn nieuwe paleis te hebben gewoond, zei David tegen de profeet Nathan: ‘Luister! Ik woon hier nu wel in een met cederhout betimmerd huis, maar de ark van het verbond van God staat buiten in een tent!’
2 Nathan antwoordde: ‘Doe maar wat u van plan bent, want de Here is met u, bij alles wat u doet.’
3 Maar nog diezelfde nacht zei God tegen Nathan:
4 ‘Geef de volgende boodschap door aan mijn dienaar David: “U mag voor Mij geen huis bouwen.
5 Sinds Ik Israël uit Egypte haalde, heb Ik altijd in een tent gewoond.