3 Juda kreeg drie zonen bij Bath-Sua, een meisje uit Kanaän: Er, Onan en Sela. Zijn oudste zoon Er was echter zo goddeloos dat de Here hem doodde.
4 Toen werden Ers weduwe Tamar en haar schoonvader Juda ouders van de tweeling Peres en Zerach. Zo had Juda in totaal vijf zonen.
5 De zonen van Peres waren Hezron en Hamul.
6 De vijf zonen van Zerach waren Zimri, Ethan, Heman, Kalkol en Dara.
7 Achar, de zoon van Karmi, was de man die zich toeëigende wat van de Here was en daardoor zijn volksgenoten grote moeilijkheden bezorgde.
8 Ethan had slechts één zoon, Azarja.
9 De zonen van Hezron waren Jerachmeël, Ram en Kelubai.