26 en bouwde op die plaats een altaar voor de Here. Op het altaar bracht hij brandoffers en vredeoffers, waarna hij tot de Here riep, die hem antwoordde met vuur uit de hemel op het altaar.
27 Toen gaf de Here de engel bevel zijn zwaard in de schede te steken.
28 Toen David zag dat de Here zijn gebed had verhoord, bracht hij Hem daar enkele offers.
29 De tabernakel en het altaar die Mozes in de woestijn had gemaakt, stonden op de heuvel van Gibeon,
30 maar David kon er niet toe komen daarheen te gaan om God te raadplegen, bevreesd als hij was voor het zwaard van de engel van de Here.