25 De geslachtslijn vanaf Eliëzer liep via Rehabja, Jesaja, Joram, Zichri en Selomit.
26 Selomit en zijn broers hadden de zorg voor de geschenken die koning David en de andere leiders van het volk, zoals familiehoofden en legerofficieren, de Here gaven.
27 Want deze mannen schonken hun oorlogsbuit om te helpen voorzien in de vaste kosten van de tempel.
28 Selomit en zijn broers waren eveneens verantwoordelijk voor de geschenken die de profeet Samuël, Saul, de zoon van Kis, Abner, de zoon van Ner, Joab, de zoon van Zeruja, en alle andere hoogwaardigheidsbekleders aan de Here hadden gewijd.
29 Kenanja en zijn zonen, leden van de familie van Jishar, vervulden de functie van ambtenaren en rechters.
30 Hasabja en zeventienhonderd van zijn familieleden uit de familie van Hebron, allemaal zeer bekwame mannen, kregen de leiding over het gedeelte van Israël ten westen van de Jordaan, zij waren verantwoordelijk voor godsdienstige zaken en rijksaangelegenheden in dat gebied.
31-32 In het veertigste regeringsjaar van koning David werden in de stad Jazer in Gilead nog zevenentwintighonderd andere familieleden van Hebron gevonden, die allemaal uitstekend geschikt waren voor dit werk. Onder leiding van Jeria kregen zij de leiding over de godsdienstige zaken en algemene bestuurszaken van de stammen van Ruben, Gad en Manasse.