16 De zonen van Jojakim waren Jechonja en Zedekia.
17-18 Dit zijn de zonen die koning Jechonja kreeg: Assir en zijn zoon Sealthiël, Malchiram, Pedaja, Senassar, Jekamja, Hosama en Nedabja.
19-20 Pedaja was de vader van Zerubbabel en Simi. De kinderen van Zerubbabel waren Mesullam, Hananja, Hasuba, Ohel, Berechja, Hasadja, Jusab-Hesed en een dochter, die Selomit heette.
21 Hananja's zoon was Pelatja, Pelatja's zoon was Jesaja,
22 Jesaja's zoon was Refaja, Refaja's zoon was Arnan, Arnans zoon was Obadja, Obadja's zoon was Sechanja, Sechanja's zoon was Semaja. Semaja had zes zonen, onder wie Hattus, Jigal, Bariah, Nearja en Safat.
23 Nearja had drie zonen: Eljoënai, Hizkia en Azrikam.
24 Eljoënai's zeven zonen waren Hodajeva, Eljasib, Pelaja, Akkub, Johanan, Delaja en Anani.