5 Simi's zoon was Micha, zijn kleinzoon was Reaja en zijn achterkleinzoon Baäl. Baäls zoon was Beëra.
6 Hij was hoofd van de stam van Ruben en werd gevangengenomen door koning Tiglatpileser van Assur.
7-8 Zijn familieleden werden familiehoofden en kwamen voor in het officiële geslachtsregister: Jeïël, Zecharja, Bela, de zoon van Azaz, zoon van Sema, zoon van Joël. Deze laatste woonde in Aroër, in een gebied dat zich uitstrekte tot de berg Nebo en Baäl-Meon.
9 Joël was veehouder en weidde zijn vee in oostelijke richting, naar de rand van de woestijn en de rivier de Eufraat, want er was veel vee in het land Gilead.
10 Tijdens de regering van koning Saul versloegen de mannen van Ruben de Hagarenen en gingen wonen in hun tentenkampen in het oostelijk deel van Gilead.
11 Tegenover hen, in het land Basan, woonden de nakomelingen van Gad, die zich hadden verspreid tot bij Salcha.
12 Onder hen was Joël de invloedrijkste, gevolgd door Safam als tweede en Jaënai en Safat als derden.