13 De zonen van Naftali, en dus nakomelingen van Jakobs vrouw Bilha, waren Jahziël, Guni, Jeser en Sallum.
14 De zonen van Manasse, kinderen van zijn Aramese bijvrouw, waren Asriël en Machir. Deze laatste werd de vader van Gilead.
15 Het was Machir die vrouwen vond voor Suppim en Chuppim. Machirs zuster was Maächa. Een andere nakomeling was Selofchad, die alleen maar dochters had.
16 Machirs vrouw, die ook Maächa heette, bracht een zoon ter wereld, die zij Peres noemde. Peres' broer heette Seres en hij noemde zijn zonen Ulam en Rekem.
17 Ulams zoon heette Bedan. Dit waren dus de zonen van Gilead, de kleinzonen van Machir en de achterkleinzonen van Manasse.
18 Machirs zuster Molecheth bracht Ishod, Abiëzer en Machla ter wereld.
19 De zonen van Semida waren Ahjan, Sechem, Likhi en Aniam.