22 In totaal waren er in die tijd 212 poortwachters. Zij waren in hun eigen dorpen in de geslachtsregisters ingeschreven en door David en Samuël op grond van hun betrouwbaarheid benoemd.
23 Zij en hun nakomelingen hadden de leiding over de tabernakel van de Here.
24 Zij waren verdeeld over de vier zijden van de tabernakel: oost, west, noord en zuid.
25 Hun familieleden uit de dorpen losten elkaar regelmatig op de sabbat af om samen met hen dienst te doen.
26 De vier hoofdpoortwachters, allemaal Levieten, hadden een echte vertrouwenspositie, want zij waren verantwoordelijk voor de vertrekken en schatkamers in de tabernakel van God.
27 Wegens hun belangrijke posities woonden zij dichtbij de tabernakel en deden elke morgen de poorten open.
28 Sommigen van hen waren belast met het toezicht op de voorwerpen die werden gebruikt bij het offeren en de eredienst, zij hielden alles nauwkeurig bij om te voorkomen dat iets verloren ging.