5 Maak een gat in de wand van uw huis en kruip daardoor naar buiten.
6 Hijs uw bagage op uw rug, terwijl zij toekijken en loop in het donker de stad uit, bedek uw gezicht en kijk niet om u heen. Dit alles is een waarschuwing aan het adres van de Israëlieten voor het onheil dat over Jeruzalem zal komen.’
7 Ik deed wat mij was opgedragen. Bij daglicht bracht ik mijn bagage—alles wat ik in ballingschap kon meenemen—naar buiten en die avond maakte ik met mijn handen een gat in de muur. Daarna vertrok ik met mijn spullen terwijl de mensen toekeken.
8 De volgende morgen kreeg ik de tweede boodschap van de Here:
9 ‘Mensenzoon, hebben deze opstandige Israëlieten u niet gevraagd wat dit alles te betekenen heeft?
10 Vertel hun dat de Oppermachtige Here zegt dat het een boodschap is voor koning Zedekia in Jeruzalem en voor alle inwoners van Israël.
11 Leg hun uit dat u voor hen als een symbool fungeerde, dat wat u deed een uitbeelding was van wat hun te wachten staat, want zij zullen uit hun huizen worden verdreven en in ballingschap worden gestuurd.