18 U gebruikte de prachtig bewerkte kleding die Ik u gaf, om uw afgodsbeelden mee aan te kleden! Met mijn olie en reukwerk vereerde u hen!
19 Voor hen—denk het u eens in—zette u het fijne meel, de olie en de honing neer die Ik u gaf. U gebruikte het als een heerlijk offer aan hen!
20 De zonen en dochters die u voor Mij ter wereld had gebracht, offerde u als voedsel aan uw goden. Zij zijn er niet meer. Was het al niet erg genoeg dat u een prostituee was?
21 Moest u mijn kinderen ook nog ombrengen in het vuur van heidense altaren?
22 En in al die jaren van overspel en zonde hebt u geen moment aan de dagen van vroeger gedacht, toen u naakt was en met bloed besmeurd.
23 En toen, naast al uw andere goddeloosheid—wee u,’ zegt de Oppermachtige Here—
24 ‘bouwdeu voor uzelf een heidens altaar en offerplaatsen in elke straat.