8 Later, toen Ik weer voorbijkwam en u terugzag, was u oud genoeg om te trouwen. Ik sloeg mijn mantel om u heen, waardoor Ik mijn wettige huwelijkseed aflegde,’ zegt de Oppermachtige Here. ‘Ik sloot een verbond met u en zo werd u van Mij.
9-10 Van uw onreinheid heb Ik u gereinigd en u met olie gezalfd. Het bloed heb Ik van u afgewassen. Nadat het huwelijk was voltrokken, gaf Ik u prachtige linnen en zijden kleding, rijk bewerkte gewaden en sandalen van het duurste leer.
11 Ik gaf u prachtige sieraden, armbanden en kettingen,
12 een ring voor uw neus en twee ringen voor uw oren en een prachtige kroon.
13 Zo werd u mooi gemaakt met goud en zilver en uw kleren waren van linnen en zijde, prachtig bewerkt. U at het beste voedsel en werd mooier dan ooit tevoren, zo mooi als een koningin.
14 Alle volken wisten hoe mooi u was! Het was een volmaakte schoonheid, dankzij alle sieraden die Ik u gaf,’ zegt de Oppermachtige Here.
15 ‘Maar u dacht dat u ook wel zonder Mij verder kon en vertrouwde helemaal op uw eigen schoonheid. U gaf uw lichaam als een prostituee aan iedere man die voorbijkwam. Hij hoefde maar te vragen en hij kreeg uw schoonheid.