1 ‘Zing dit klaaglied voor de leiders van Israël:
2 Wat een vrouw was uw moeder! Een leeuwin gewoon! En haar kinderen waren jonge leeuwen!
3 Een van haar welpen—koning Joahaz—groeide op tot een sterke jonge leeuw. Hij leerde zijn buit te bemachtigen en doodde zelfs mensen.
4 Toen stuurden de volken hun jagers op hem af. Zij vingen hem in een valkuil en brachten hem in de boeien naar Egypte.