1 Hij zei tegen mij: ‘Sta op, mensenzoon, dan zal Ik met u spreken.’
2 Terwijl Hij sprak, kwam de Geest in mij en kon ik weer rechtop staan.
3 ‘Mensenzoon,’ zei Hij, ‘Ik stuur u naar de Israëlieten, naar een volk dat tegen Mij in opstand is gekomen. Zij en hun voorouders hebben zich tegen Mij verzet tot op dit moment.
4 Het zijn mensen met verharde harten, stijfkoppen. Maar Ik stuur u om hun mijn boodschappen te geven, de boodschappen van de Oppermachtige Here.