30 De Oppermachtige Here wil weten of u zich net zo gaat ontheiligen als uw voorouders deden en of u hun afgoden blijft vereren.
31 Want als u geschenken aan hen offert en u uw zonen voor hen tot as laat verbranden—zoals u ook nu nog doet—moet Ik dan naar u luisteren of u helpen, Israël? Zo waar Ik leef,” zegt de Oppermachtige Here: “Ik zal u geen raad geven, ook al bent u hier gekomen om Mij te raadplegen.
32 Wat u van plan bent, zal niet gebeuren, u zult niet zo worden als de volken hier rondom die houten en stenen goden vereren.
33 Ik zal u met een sterke hand in grote toorn krachtig regeren.
34 Met macht en toorn zal Ik u laten terugkeren uit de landen waarover u werd verspreid.
35-36 Ik zal u naar mijn rechtszaal in de wildernis te midden van de daar wonende volken brengen. Daar zal Ik over u rechtspreken en Mij ontdoen van de opstandelingen, net zoals Ik in de woestijn deed nadat Ik u uit Egypte had weggeleid.
37 Ik zal u zorgvuldig tellen en slechts een klein aantal laten terugkeren in het verbond tussen ons.