12 Huurmoordenaars, woekeraars en afpersers zijn er in overvloed. Nooit denkt u zelfs maar aan Mij of aan mijn geboden,” zegt de Oppermachtige Here.
13 “Maar Ik zal nu in mijn handen klappen en zo uw woekerwinsten en het bloedvergieten een halt toeroepen.
14 Zult u nog zo flink en moedig zijn op de dag van de afrekening? Want Ik, de Here, heb gesproken en Ik zal doen wat Ik heb gezegd.
15 Ik zal u verspreiden onder de volken, u over de hele wereld uiteenjagen en afrekenen met uw goddeloosheid.
16 Alle volken zullen zien hoe u uzelf te schande zet, en u zult er achter komen dat Ik de Here ben.”’
17 De Here vervolgde:
18-20 ‘Mensenzoon, de Israëlieten lijken op het waardeloze schuim dat achterblijft na het smelten van zilver. Zij zijn het overblijfsel van koper, tin, ijzer en lood. Daarom zegt de Oppermachtige Here: “Omdat u slechts schuim en afval bent, zal Ik u naar mijn smeltoven in Jeruzalem brengen en u daar omsmelten in het vuur van mijn toorn.