2 ‘Mensenzoon, stel Jeruzalem in staat van beschuldiging als moordenaarsstad. Maak haar gruweldaden in het openbaar bekend.
3 “Stad van bloedvergieten, veroordeeld en vervloekt bent u, stad van afgoden, walgelijk en onrein.
4 U bent zowel schuldig aan moord als aan afgoderij. De dag van uw oordeel is in aantocht. Uw dagen zijn geteld. Ik zal u overleveren aan de minachting en spot van de hele wereld.
5 Mensen van veraf en dichtbij zullen u uitlachen en bespotten, als een stad vol schande en chaos.
6 Iedere leider van Israël die binnen uw muren woont, maakt misbruik van zijn macht om te kunnen moorden.
7 Vaders en moeders worden met minachting behandeld, immigranten en bezoekers worden gedwongen u te betalen voor uw “bescherming”, wezen en weduwen wordt onrecht aangedaan.
8 De heilige dingen van God worden veracht, mijn sabbatten worden verwaarloosd.