40 “U liet zelfs uit verre landen mannen met hun afgoden naar u toekomen om die te aanbidden. U verwelkomde hen zelfs! U baadde zich, beschilderde uw oogleden en droeg uw mooiste sieraden voor hen.
41 U zat op een pronkbed en legde mijn reukwerk en mijn olie op een tafel die voor u stond.
42 Vanuit uw huis kwamen de geluiden van een feestende menigte, van onbehoorlijke kerels en dronkaards uit de wildernis die banden om uw polsen deden en prachtige kronen op uw hoofd zetten.
43 Zouden zij overspel plegen met deze verlepte prostituees?
44 Zij gingen werkelijk naar Samaria en Jeruzalem, die schaamteloze prostituees, zoals je een bordeel binnenstapt.
45 Maar de rechtvaardigen zullen hen ontmaskeren. En dan zal blijken dat zij overspeligen en moordenaars zijn, want er kleeft bloed aan hun handen. Zij zullen tegen hen de straffen uitspreken die de wet voorschrijft.”
46 De Oppermachtige Here zegt: “Breng een leger tegen hen op de been en geef hen over aan mishandeling en plundering.