1 Toen ontving ik opnieuw een boodschap van de Here. Hij zei:
2 ‘Mensenzoon, kijk in de richting van het land Ammon en profeteer tegen het volk dat daar woont.
3 Vertel hun: luister naar wat de Oppermachtige Here te zeggen heeft: “Omdat u blij was toen mijn tempel werd verwoest, u Israël in haar ellende hebt bespot en Juda hebt uitgelachen toen het in gevangenschap werd weggevoerd,
4 zal Ik de bedoeïenen, die ten oosten van u in de woestijn wonen, uw land laten innemen. Zij zullen hun tentenkampen te midden van u opzetten. Zij zullen al uw fruit plukken en eten en uw melkvee stelen.
5 De stad Rabba zal Ik verwoesten en veranderen in een weide voor kamelen en het land van de Ammonieten in een rustplaats voor schaapskudden. Dan zult u weten dat Ik de Here ben.”
6 Want de Oppermachtige Here zegt: “Omdat u in uw handen klapte en met uw voeten stampte en blij was om de vernietiging van mijn volk,