28 De omringende steden aan de kust beven wanneer zij het vertwijfelde geschreeuw van uw zeelieden horen.
29 Al uw zeelui verlaten het schip, gaan aan land en kijken toe.
30 Zij huilen bitter om u en gooien stof over hun hoofden en wentelen zich in de as.
31 Zij scheren hun hoofd kaal in mateloos verdriet en trekken rouwkleding aan. In diepe rouw en met een gebroken hart huilen zij om u.
32 Dit is het klaaglied dat zij zingen: ‘Welke stad ter wereld kon zich meten met Tyrus, de prachtige stad, midden in de zee?’
33 Uw koopwaar ging uit over de zee en voorzag in de behoeften van talloze volken. Koningen overal ter wereld, zelfs in de verste uithoeken, waren opgetogen over de rijkdommen die u hun zond.
34 Nu ligt u verwoest onder de golven van de zee, al uw koopwaar en al uw werkers zijn met u verdwenen.