16 Dit is een klaaglied dat treurend moet worden gezongen om de tegenslagen van Egypte. Alle volken zullen om haar en haar volk rouwen,’ zegt de Here.”’
17 Twee weken later kreeg ik opnieuw een boodschap van de Here. Hij zei:
18 ‘Mensenzoon, huil om het volk van Egypte. Stuur haar samen met de andere machtige volken weg naar het dodenrijk, naar de mensen die daar al zijn.
19 Denkt u soms een bevoorrechte positie te hebben, Egypte? Nee, u zult worden verbannen naar het diepst van het dodenrijk, waar u terecht zult komen tussen onreine mensen.
20 Met duizenden tegelijk zullen de Egyptenaren door het zwaard sterven, want het zwaard is tegen het land Egypte gericht. Het land zal worden weggesleept naar zijn veroordeling.
21 De machtige strijders in het dodenrijk zullen Egypte verwelkomen wanneer zij met al haar vrienden arriveert, om daar te liggen naast de onreine volken die zij verachtte en die eveneens slachtoffer van het zwaard zijn geworden.
22 Assyrië ligt daar met haar leger, omringd door de graven van haar onderdanen die door het zwaard sneuvelden.