25 Zij hebben een rustplaats tussen de gevallenen, omringd door de graven van al hun onderdanen. Ja, zij onderdrukten de volken tijdens hun leven maar nu liggen zij, onrein, in het diepst van het dodenrijk, gedood door het zwaard.
26 De heersers van Mesech en Tubal zijn daar ook, omringd door de graven van al hun legers, afgodendienaars die eens angst zaaiden in de harten van alle mensen, nu liggen zij daar, dood.
27 Zij zijn begraven in een gewoon graf en werden niet, als de gesneuvelde helden, met veel eerbewijzen ter aarde besteld. De helden hebben hun wapens naast zich en worden bedekt door hun schilden. Tijdens hun leven boezemden zij iedereen schrik in, maar nu liggen hun zwaarden onder hun hoofden en de straf voor hun zonden bedekt hun gebeente.
28 Ook u, farao, zult daar gewond en levenloos tussen de onreinen liggen, tussen hen die met het zwaard werden gedood.
29 Ook Edom is daar met haar koningen en heersers. Hoe machtig zij eens ook waren, nu liggen zij daar te midden van de andere slachtoffers van het zwaard, samen met de onreinen die naar het diepst van het dodenrijk moesten afdalen.
30 Alle heersers van het noorden zijn daar en alle Sidoniërs, allemaal gesneuveld. Eens angstaanjagend, liggen zij daar nu in hun schande. Vernederd en beschaamd liggen zij daar met alle andere gevallenen die in het diepst van het dodenrijk zijn terechtgekomen.
31 Wanneer de farao daar terechtkomt, zal het een troost voor hem zijn te merken dat hij niet de enige is wiens hele leger sneuvelde,” zegt de Oppermachtige Here.