24 ‘Mensenzoon, de mensen in de verwoeste steden van Israël zeggen nog steeds: “Abraham was maar alleen en toch wist hij het hele land in bezit te nemen! En wij zijn met veel meer mensen, dus het móet ons lukken het land te heroveren!”
25 Maar de Oppermachtige Here zegt: “U bent machteloos, omdat u de geboden ovetreedt: u eet vlees waar nog bloed in zit, u vereert afgoden en u moordt. Denkt u dat Ik dan toelaat dat u het land terugkrijgt?
26 Moordenaars! Afgodendienaars! Overspelers! Moet ú de bezitters van dit land zijn?”
27 Vertel hun dat de Oppermachtige Here zegt: “Zo waar Ik leef, die mensen die te midden van de ruïnes leven, zullen met het zwaard worden gedood. Zij die in de open vlakten verblijven, zullen door wilde dieren worden verslonden en wie in forten en grotten woont, zal door ziekten sterven.
28 Ik zal het land en haar trots neerslaan en het zal afgelopen zijn met haar macht. En het bergland van Israël zal zodanig worden verwoest dat niemand er ook maar aan denkt er doorheen te trekken.
29 Als Ik het land heb verwoest vanwege hun gruwelijke zonden, zullen zij beseffen dat Ik de Here ben.”
30 Mensenzoon, uw volksgenoten fluisteren achter uw rug om. Zij praten over u in hun huizen en fluisteren over u bij de deur: “Kom op, dan gaan we naar hem toe om te horen wat de Here zegt!”