14 De Oppermachtige Here zegt tegen Gog: “Als mijn volk in vrede leeft in zijn land, zullen uw ogen opengaan.
15-16 Overal uit het noorden zullen uw cavalerie-eenheden optrekken en het land bedekken als een wolk. Dit zal in de verre toekomst gebeuren, in de laatste dagen van de geschiedenis. Ik zal u tegen mijn land laten optrekken en door de vreselijke verwoestingen die u voor hun ogen aanricht, zal Ik mijn heiligheid laten zien zodat u, Gog, zult beseffen dat Ik de heilige God ben.”
17 De Oppermachtige Here zegt: “U bent degene over wie Ik de Israëlitische profeten lang geleden liet vertellen dat Ik u na verloop van vele jaren zou laten optrekken tegen mijn volk.
18 Maar als u dan eindelijk komt om het land Israël te verwoesten, zal Mij dat ziedend maken!
19 Want in mijn jaloezie en grote toorn beloof Ik dat Israël die dag door een grote aardbeving zal worden getroffen.
20 Alle levende wezens zullen huiveren van angst voor mijn aanwezigheid, bergen zullen worden omvergeworpen, rotsen zullen ineenstorten en muren omvallen.
21 Het zwaard zal Ik tegen u in de strijd roepen,” zegt de Oppermachtige Here, “en in een dodelijke strijd zult u elkaar bevechten!