8 Na verloop van vele jaren zult u voor de strijd worden opgeroepen, u zult ten strijde trekken tegen Israël, dat vrede heeft gekend sinds de terugkeer van haar inwoners vanuit vele landen.
9 U en al uw bondgenoten, een enorm en angstaanjagend leger, zullen als een naderend onweer op hen afkomen en het land als een wolk bedekken.”
10 De Oppermachtige Here zegt: “In die tijd zult u op een kwaadaardig idee komen.
11 U zegt: ‘Israël is een onbeschermd land met veel dorpen zonder muren. Ik zal ten strijde trekken en deze goedgelovige mensen, die in rust en zekerheid leven, vernietigen.
12 Ik zal optrekken naar die eens verlaten steden die nu weer worden bewoond—door hen die uit alle volken zijn teruggekeerd—en ik zal een grote buit veroveren. Want dit volk is rijk aan vee en andere schatten en de hele wereld draait om hen!’
13 Maar Seba en Dedan en de kooplieden van Tarsis met wie zij handel drijven zullen vragen: ‘Wie bent u dat u hen berooft van zilver en goud, hun vee meeneemt en hun goederen steelt, zodat zij arm achterblijven?’”
14 De Oppermachtige Here zegt tegen Gog: “Als mijn volk in vrede leeft in zijn land, zullen uw ogen opengaan.