1 Toen bracht de man mij terug naar de ingang van de tempel. Ik zag water van onder de ingang van de tempel wegstromen in oostelijke richting. Het water liep rechts langs de zuidkant van het altaar naar beneden.
2 Hij bracht mij daarna via de noordelijke poort buiten de muur en leidde mij naar de oostelijke poort, waar ik het water zag opborrelen aan de zuidkant (van de oostelijke poort).
3 Al metend nam hij mij over een afstand van vierhonderdvijftig meter mee langs de stroom en zei mij mee over te steken. Op die plaats kwam het water tot aan mijn enkels.
4 Hij telde nog eens vierhonderdvijftig meter uit en daar reikte het water al tot mijn knieën.
5 Nog eens vierhonderdvijftig meter verderop reikte het water tot mijn middel. Bij het volgende meetpunt na vierhonderdvijftig meter was het water zo diep dat ik moest zwemmen om te kunnen oversteken. Lopen was niet mogelijk.
6 Hij zei mij te onthouden wat ik had gezien en nam mij mee terug langs de oever.
7 Toen ik aan de oever terugkwam, zag ik aan beide zijden van de stroom talloze bomen staan!