1 ‘“Hier volgen de stammen en het gebied dat elke stam moet krijgen. Voor Dan: vanaf de noordwestelijke grens bij de Middellandse Zee tot aan Hethlon en Labweh en vandaar tot Hazar-Enon op de grens, tussen Damascus in het zuiden en Hamath in het noorden. Dit zijn de oostelijke en westelijke grenzen.
2 Asers gebied ligt ten zuiden van dat van Dan en heeft dezelfde oostelijke en westelijke grenzen.
3 Naftali's gebied ligt weer ten zuiden van dat van Aser, met dezelfde grenzen in het oosten en het westen.
4 Dan volgt Manasse, ten zuiden van Naftali, met ook weer dezelfde grenzen in het oosten en het westen.
5-7 Hierna volgen, in zuidelijke richting, de gebieden van Efraïm, Ruben en Juda, die allen dezelfde west- en oostgrenzen hebben.
8-9 Ten zuiden van Juda is het land dat u de Here moet geven en dat bestemd is voor de tempel. Het heeft dezelfde oost- en westgrenzen als de stamgebieden en de tempel ligt midden in het gebied. Het tempelgebied zal 11,25 kilometer lang en 9 kilometer breed zijn.
10 Een strook land van 11,25 kilometer lang en 4,5 kilometer breed, van noord naar zuid, omringt de tempel.