19 Het moet bewerkt worden door mensen die in de stad werken, ongeacht uit welk deel van Israël ze komen.
20 Het hele gebied, inclusief de heilige gebieden en de stadsgrond, is 11,25 kilometer in het vierkant.
21-22 Het land aan weerszijden van dit gebied, zich uitstrekkend tot aan de westelijke en oostelijke grenzen van Israël, zal voor de koning zijn. Deze grond, gelegen tussen de stamgebieden van Juda en Benjamin, is 11,25 kilometer in het vierkant, aan weerszijden van het gebied van de tempel en de stad.
23 De gebieden die aan de rest van de stammen moeten worden uitgegeven, zijn als volgt: Benjamins gebied strekt zich uit over de hele breedte van Israël.
24 Ten zuiden daarvan ligt het gebied van Simeon, in het westen en oosten eveneens grenzend aan de landsgrenzen.
25 Daarna komt Issachar, met weer diezelfde grenzen.
26 Dan volgt Zebulon met een gebied dat eveneens over de hele breedte van het land ligt.