3 Bewaar een klein gedeelte van de haren en wikkel dat in de plooi van uw mantel.
4 Neem daarvan opnieuw enige haren en gooi ze in het vuur. Daaruit zal een vuur ontstaan dat zal overslaan naar heel Israël.
5 En dit moet u tegen het hele volk Israël zeggen: “Zo zegt de Oppermachtige Here: Ik heb Jeruzalem te midden van de volken een plaats gegeven. En daar omheen liggen andere landen.
6 Maar zij kwam in opstand tegen mijn geboden, méér dan de omliggende volken. En mijn wetten hebben zij verworpen en in hun levenswandel mijn richtlijnen genegeerd.
7 Daarom zegt de Oppermachtige Here: omdat u opstandiger bent geweest dan de volken die rondom u wonen en omdat u mijn voorschriften niet opgevolgd hebt en u zich niet aan mijn wetten hebt gehouden, maar hebt geleefd volgens de gewoonten van de volken rondom u,
8 daarom zegt de Oppermachtige Here: Ik zal tegen u optreden en u voor de ogen van alle volken straffen.
9 Om de vreselijke zonden die u hebt bedreven, zal Ik u zwaarder straffen dan ooit is gebeurd of nog zal gebeuren.