1 Zo verlieten zij Egypte en trokken weer noordwaarts naar de Negev: Abram, zijn vrouw, Lot en alles wat zij bezaten.
2 Abram had veel vee, zilver en goud.
3 Zij trokken net zo lang in noordelijke richting tot ze bij hun oude kamp tussen Betel en Ai kwamen.
4 Het altaar dat Abram daar had gebouwd, stond er nog en opnieuw aanbad Abram daar de naam van de Here.
5 Lot had net als Abram veel vee en tenten voor zichzelf en zijn dienaren.