12 Daarom lachte ze in zichzelf om die woorden. ‘Een vrouw van mijn leeftijd die nog een kind krijgt? En dat met een man die zo oud is als Abraham?’ dacht ze.
13 Maar de Here zei tegen Abraham: ‘Waarom lacht Sara en gelooft zij niet dat een vrouw van haar leeftijd nog een kind kan krijgen?
14 Voor Mij is niets onmogelijk. Over een jaar zal Ik terugkomen en dan zal Sara een zoon hebben.’
15 Maar Sara ontkende het. ‘Ik heb helemaal niet gelachen,’ zei zij, want ze was bang. Maar de Here zei: ‘U hebt wél gelachen.’
16 Daarna stonden de mannen op en liepen verder in de richting van Sodom. Abraham liep met hen mee om hen uitgeleide te doen.
17 ‘Moet Ik mijn plannen eigenlijk wel voor Abraham verbergen?’ dacht de Here.
18 ‘Want uit Abraham zal een groot volk voortkomen en hij zal voor alle volken een zegen zijn.