6 Abraham haastte zich terug naar de tent en zei tegen Sara: ‘Snel, bak een paar koeken voor onze gasten en gebruik je beste meel.’
7 Daarna liep hij vlug naar buiten, naar de kudde en zocht een vet kalf uit. Hij gaf een knecht opdracht het dier te slachten en klaar te maken.
8 Korte tijd later zaten de drie mannen aan een maaltijd van kaas, melk en geroosterd kalfsvlees. Abraham stond naast hen onder de boom terwijl zij aten.
9 ‘Waar is uw vrouw Sara?’ vroegen de mannen hem. ‘In de tent,’ antwoordde Abraham.
10 Toen zei de reiziger: ‘Over een jaar zal Ik u weer bezoeken en dan zal Sara een zoon hebben.’ Sara zat bij de tentingang achter de mannen mee te luisteren.
11 Abraham en Sara waren allebei erg oud en Sara was te oud om nog kinderen te kunnen krijgen.
12 Daarom lachte ze in zichzelf om die woorden. ‘Een vrouw van mijn leeftijd die nog een kind krijgt? En dat met een man die zo oud is als Abraham?’ dacht ze.