4 en acht dagen later besneed hij hem, zoals God had bepaald.
5 Abraham was toen honderd jaar oud.
6 Sara was trots en blij. ‘God heeft mij vreugde gebracht,’ zei zij. ‘Allen die ervan horen, zullen net zo blij zijn als ik.
7 Wie had kunnen dromen dat ik nog een baby zou krijgen? En toch heeft Abraham op zijn oude dag nog een zoon van mij gekregen.’
8 Het kind groeide op en de dag kwam dat hij geen borstvoeding meer nodig had. Bij die gelegenheid hield Abraham een groot feestmaal.
9 Sara zag dat Ismaël, de zoon van Hagar, lachte.
10 Ze ging naar Abraham en zei: ‘Stuur die slavin en haar zoon weg, want ik wil niet dat mijn zoon Isaak de erfenis deelt met de zoon van een slavin.’