57 ‘Wel,’ zeiden zij, ‘we zullen het meisje vragen wat zij ervan denkt.’
58 Dus riepen zij Rebekka erbij. ‘Wil je met deze man meegaan?’ vroegen zij haar. En zij antwoordde: ‘Ja, ik zal met hem meegaan.’
59 Toen namen zij afscheid van Rebekka en zegenden haar met de woorden:
60 ‘Onze zuster, moge jij de moeder van miljoenen worden en mogen je nakomelingen al hun vijanden overwinnen.’
61 Rebekka en de vrouw die haar als baby verzorgde en de andere dienaressen zadelden hun kamelen en gingen met Abrahams dienaar mee.
62 In de tussentijd was Isaak, die in de Negev woonde, naar de bron Lachai-Roï gereisd.
63 Op een avond liep hij buiten om rustig te kunnen bidden en nadenken. Toen zag hij in de verte kamelen aankomen.