27 ‘Vanwaar dit bezoek,’ vroeg Isaak. ‘Ik dacht dat u mij gevaarlijk vond en daarom uw land hebt uitgezet?’
28 De bezoekers antwoordden behoedzaam: ‘We hebben duidelijk gezien dat de Here u zegent, daarom willen wij graag een verdrag met u sluiten.
29 Beloof ons dat u zich niet tegen ons zult keren. Wij hebben u tenslotte ook niet slecht behandeld; integendeel, wij hebben u goed behandeld en in vrede weggestuurd. U bent immers de door de Here gezegende.’
30 Isaak zorgde daarop voor een feestelijke maaltijd en zij aten en dronken met elkaar.
31 De volgende morgen zwoeren beide partijen dat zij zich aan het vriendschapsverdrag zouden houden. Tevreden keerden Abimelech en zijn metgezellen terug naar huis.
32 Diezelfde dag kwamen Isaaks dienaren hem vertellen dat zij water hadden gevonden in een nieuwe put.
33 Isaak noemde hem Séba (Eed) en de stad die daar ontstond, werd dan ook Berseba (Bron van de Eed) genoemd.