5 Maar Rebekka had het gesprek afgeluisterd en toen Esau het veld inging,
6-7 riep zij Jakob en vertelde hem wat zijn vader tegen zijn broer had gezegd.
8-10 Rebekka gaf Jakob de raad: ‘Ga naar de kudde en breng twee jonge geiten hier. Dan zal ik het lievelingsgerecht van je vader klaarmaken. Jij moet hem dat brengen en als hij ervan heeft genoten, zal hij jou voor zijn dood zegenen in plaats van Esau!’ Maar Jakob protesteerde: ‘Maar moeder, vader laat zich heus niet zo gemakkelijk bedriegen.
11-12 Esau is behaard en ik heb een gladde huid. Stel dat vader zijn hand op mijn arm legt? Hij zal denken dat ik hem voor de gek wil houden en me vervloeken in plaats van zegenen!’
13 Maar Rebekka stelde hem gerust. ‘Ik zal zijn vervloeking op mij nemen, jongen,’ zei zij. ‘Doe jij nu maar wat ik heb gezegd. Ga die geiten halen!’
14 Jakob deed wat zijn moeder hem had opgedragen en bracht haar de geiten, die zij klaarmaakte op de manier die Isaak het lekkerste vond.
15 Toen haalde ze Esau's beste kleren voor de dag—die lagen daar in huis—en liet Jakob die aantrekken.