39 Als er een door wilde dieren werd aangevallen en gedood, ging ik dan naar u toe om te zeggen dat u een dier minder had? Nee! Ik nam het verlies op me. U liet mij elk gestolen dier betalen, of het nu wel of niet mijn schuld was.
40 Ik werkte voor u in de hitte van de dag en in koude en slapeloze nachten.
41 Ja, twintig jaar, veertien om uw dochters te verdienen en zes om een kudde te krijgen! En u hebt mijn loon wel tienmaal gewijzigd!
42 Als het aan u had gelegen en God—de God van mijn grootvader Abraham, de glorierijke God van mijn vader Isaak—niet goed voor mij was geweest, dan had u mij zonder iets weggestuurd. Maar God heeft uw wreedheid en mijn harde werken gezien, daarom is Hij de afgelopen nacht aan u verschenen.’
43 Laban bond in: ‘Deze vrouwen zijn mijn dochters, deze kinderen zijn van mij en ook de kudden en al je andere bezittingen zijn van mij. Hoe zou ik mijn eigen dochters en kleinkinderen kunnen benadelen?
44 Vooruit, laten we een verdrag sluiten, jij en ik, en laten we daarnaar leven.’
45 Jakob pakte een steen en zette hem rechtop als een gedenksteen.