26 Zij bevrijdden Dina uit het huis van Sichem en keerden naar hun kamp terug.
27 Daarna gingen al Jakobs zonen de stad in en plunderden haar, omdat hun zuster daar was onteerd.
28 Alles namen zij mee: het kleinvee, het rundvee en de ezels, alles wat los en vast zat, werd meegenomen, zowel uit de stad als van de velden.
29 Ook de vrouwen en kinderen werden gevangengenomen. Alle kostbaarheden in de huizen werden buitgemaakt.
30 Maar Jakob zei tegen Simeon en Levi: ‘Jullie hebben mij in een kwaad daglicht gebracht tegenover de andere bewoners van dit land, de Kanaänieten en de Perizzieten. Wij zijn met zo weinig, dat ze hierheen zullen komen en ons zullen verslaan. Ze zullen ons allemaal doden.’
31 Maar zij zeiden: ‘We konden toch niet toelaten dat hij onze zuster als een hoer behandelde?’