21 Israël zette de reis voort en sloeg zijn kamp op bij de Toren van Eder.
22 Daar sliep Ruben met Bilha, zijn vaders bijvrouw, en iemand vertelde dat aan Israël.
23 Dit zijn de namen van de twaalf zonen van Jakob: de zonen van Lea: Ruben, Jakobs oudste kind, Simeon, Levi, Juda, Issachar en Zebulon.
24 De zonen van Rachel: Jozef en Benjamin.
25 De zonen van Bilha, Rachels dienares: Dan en Naftali.
26 De zonen van Zilpa, Lea's dienares: Gad en Aser. Al deze zonen kreeg Jakob in Paddan-Aram.
27 Zo kwam Jakob dan eindelijk aan bij zijn vader Isaak te Mamre in Kirjat-Arba (tegenwoordig Hebron), waar ook Abraham had gewoond.