14 Tegen de mannen die op haar gegil afkwamen, schreeuwde ze: ‘Mijn man heeft die Hebreeuwse slaaf gekocht om ons te beledigen!
15 Hij probeerde mij te verkrachten, maar toen ik begon te schreeuwen, sloeg hij op de vlucht. Kijk maar, hij heeft zijn mantel in de haast vergeten.’
16 Ze hield de mantel bij zich en toen haar man die avond thuiskwam, vertelde zij hem haar verhaal.
17 ‘Die Hebreeuwse slaaf die je hier hebt rondlopen, probeerde mij te verkrachten.
18 Hij is er vandoor gegaan toen ik schreeuwde. Maar hij heeft zijn mantel achtergelaten.’
19 Haar man was woest toen hij het verhaal hoorde.
20 Hij gooide Jozef in de gevangenis, waar alle andere gevangenen van de farao ook in de ketens zaten.