5 Te midden van talloze andere buitenlanders kwamen Israëls zonen in Egypte aan, want overal heerste honger.
6 Als leider van Egypte ging Jozef over de verkoop van graan en zo verschenen ook zijn broers voor hem. Zij bogen diep, met hun gezichten vlakbij de grond.
7 Jozef herkende hen direct, maar deed net alsof zij vreemdelingen waren. ‘Waar komt u vandaan?’ vroeg hij. ‘Uit het land Kanaän,’ antwoordden zij. ‘Wij zijn gekomen om graan te kopen.’
8-9 Op dat moment herinnerde Jozef zich de dromen uit zijn jeugd! Maar hij vroeg verder: ‘U bent spionnen, u bent hier om te zien of de honger ons land heeft verzwakt.’
10 ‘Nee, nee!’ riepen zij. ‘Wij zijn hier echt om voedsel te kopen.
11 Wij zijn allemaal broers en eerlijke mannen! Wij zijn echt geen spionnen!’
12 ‘Jawel, dat bent u wel,’ hield Jozef vol. ‘U bent hier om onze zwakke plekken te ontdekken.’