12 Neem dubbel geld mee, zodat jullie het geld dat bovenin de zakken zat, kunnen terugbetalen. Iemand daar heeft vast een fout gemaakt.
13 Neem jullie broer mee en ga.
14 Moge God, de Almachtige, jullie genadig zijn als jullie bij die man komen, zodat hij Simeon vrijlaat en Benjamin laat terugkomen. Als ik mijn kinderen moet kwijtraken, dan moet het maar.’
15 Zij namen de geschenken en het dubbele geld en trokken naar Egypte, waar ze weer oog in oog kwamen te staan met Jozef.
16 Toen die zag dat ze Benjamin hadden meegenomen, zei hij tegen zijn huismeester: ‘Deze mannen zullen vanmiddag bij mij eten. Neem ze mee naar huis en maak een feestelijke maaltijd klaar.’
17 De man voerde de opdracht uit en nam de broers mee naar Jozefs paleis.
18 Zij werden echter alleen maar banger, toen ze zagen waar ze heen werden gebracht. ‘Dit doet hij vanwege dat geld dat in onze zakken zat,’ zeiden ze tegen elkaar. ‘Hij zal wel zeggen dat we het hebben gestolen en ons tot slaven maken. Dan kan hij onze ezels ook in beslag nemen.’