1 Jozef kon het niet langer uithouden. ‘Verdwijn!’ riep hij tegen zijn bedienden en hij werd met zijn broers alleen gelaten.
2 Toen huilde hij openlijk. Het geluid klonk door het hele paleis en het nieuws werd al snel overgebracht naar het paleis van de farao.
3 ‘Ik ben Jozef,’ zei hij tegen zijn broers. ‘Leeft mijn vader nog?’ Zijn broers konden geen woord uitbrengen. Zij staarden hem alleen stomverbaasd aan.
4 ‘Kom eens hier,’ zei hij. Ze kwamen dichterbij. En hij herhaalde het: ‘Ik ben Jozef, jullie broer, die jullie naar Egypte verkochten!
5 Verwijt het jezelf niet, want God had er een bedoeling mee! Hij stuurde mij voor uit, zo dat ik jullie levens kon redden.
6 Deze twee jaren hongersnood zullen er zeven worden en er zal noch geploegd, noch geoogst worden.
7 God heeft mij hierheen gestuurd om jullie en jullie gezinnen in leven te houden, zodat jullie kunnen uitgroeien tot een groot volk.