4 ‘Kom eens hier,’ zei hij. Ze kwamen dichterbij. En hij herhaalde het: ‘Ik ben Jozef, jullie broer, die jullie naar Egypte verkochten!
5 Verwijt het jezelf niet, want God had er een bedoeling mee! Hij stuurde mij voor uit, zo dat ik jullie levens kon redden.
6 Deze twee jaren hongersnood zullen er zeven worden en er zal noch geploegd, noch geoogst worden.
7 God heeft mij hierheen gestuurd om jullie en jullie gezinnen in leven te houden, zodat jullie kunnen uitgroeien tot een groot volk.
8 Ja, God stuurde mij hierheen, niet jullie! Hij heeft mij adviseur van de farao en heerser over diens hele rijk gemaakt. Ik bestuur het hele land Egypte.
9 Jullie moeten snel teruggaan naar vader en hem zeggen: “Uw zoon Jozef zegt: God heeft mij heerser over het hele land Egypte gemaakt. Kom onmiddellijk hier naar toe!
10 U kunt in het land Gosen wonen, zodat ik mijn familie dicht bij mij heb. Al uw kinderen en kleinkinderen, uw schapen en runderen kunnen hierheen komen”