14 Er gingen nog eens acht weken voorbij voordat de aarde helemaal droog was.
15 Toen zei God tegen Noach:
16 ‘U mag de ark verlaten, met uw vrouw, zonen en schoondochters.
17 Laat alle dieren, de vogels, het vee en alle kruipende dieren los, dan kunnen zij zich weer voortplanten en de aarde vullen.’
18 Noach, alle andere mensen en alle grote en kleine dieren en de vogels gingen van boord.
19 In paren en groepen kwamen de dieren uit de ark.
20 Toen bouwde Noach een altaar en offerde een aantal dieren en vogels die de Here had aangewezen als offerdieren.