12 Terwijl de mannen van Israël de vijand achtervolgden en doodden, bad Jozua hardop: ‘Laat de zon boven Gibeon stilstaan en laat de maan blijven staan boven het dal van Ajalon!’
13 En de zon stond stil en de maan bleef staan, totdat het Israëlitische leger de vijand had vernietigd! Deze gebeurtenis staat uitgebreider beschreven in het Boek van de Oprechten. Zo bleef de zon een hele dag stilstaan aan de hemel!
14 Zo'n dag was er nog nooit geweest en is sindsdien ook nooit meer voorgekomen, de Here liet zon en maan stilstaan door het gebed van slechts één man. Hij streed immers aan de kant van de Israëlieten.
15 Daarna gingen Jozua en het Israëlitische leger terug naar Gilgal.
16 De vijf koningen waren gevlucht en hielden zich schuil in een grot bij Makkeda.
17 Toen aan Jozua werd gemeld dat zij waren gevonden,
18 beval hij die grot met grote stenen af te sluiten en er een gewapende wacht bij te zetten.